Informatie

Algemene informatie


Doelgroep
De Diagnostische Vragenlijst Leren & Ontwikkelen (DVLO) is geschikt voor klas 1, 2 en 3 van het Voortgezet Onderwijs. Voor BO en hogere klassen van het VO zijn andere versies en deze komen binnenkort beschikbaar.

Inhoud van de vragenlijst
Deel 1: 120 stellingen over specifieke vaardigheden
Deel 2:   40 stellingen over leerstrategieën
Deel 3:   40 algemene vragen

Rapportages
Individuele en klasrapportages kunnen meteen na de afnames gedownload worden.

Afnameduur
Gemiddeld duurt de afname van de DVLO 30 à 40 minuten. Het gemiddelde zegt natuurlijk niets over een individuele leerling, maar geeft aan wat voor de meerderheid geldt. Sommige leerlingen zijn enkele minuten sneller, sommigen enkele minuten langzamer. Een heel kleine groep leerlingen zal er een stuk langer over doen. Voor deze leerlingen bestaat de mogelijkheid om de DVLO te onderbreken en op een later tijdstip te hervatten. Zie de gebruikershandleiding.

Theoretische achtergrond
In de wetenschappelijke literatuur zijn veel verschillende theorieën over hoe dyslexie gedefinieerd zou moeten worden en waar het door wordt veroorzaakt. Maar er is consensus over twee dingen. (1) Dyslexie is genetisch bepaald. Een leerling met dyslexie heeft meestal een ouder met dyslexie. Maar zoals veel eigenschappen, kan ook dyslexie weleens een generatie overslaan. Dan zijn er meestal wel grootouders met dyslexie. (2) Dyslexie heeft meerdere symptomen. De meest genoemde symptomen zijn lees- en spellingsproblemen, fonologische verwarring, (visuele) aandacht voor details, verwarring bij het kortetermijngeheugen en concentratieproblemen. De DVLO is ontwikkeld niet op basis van een specifieke theorie, maar op basis van voorkomende symptomen. Kenmerkend voor de DVLO is daarom niet alleen een voorspelling van dyslexie, maar ook het in kaart brengen van alle mogelijke vaardigheden die verband houden met dyslexie. Op deze manier kan de DVLO altijd een hulpmiddel zijn bij het vaststellen van passende hulp voor leerlingen.

Bovenstaande bevindingen zijn uitgebreid beschreven in een proefschrift van Peter Tamboer.
Zie hier: http://dare.uva.nl/search?identifier=ddd31a49-a0db-4cdc-8279-a8ef67c7f7be

Dit proefschrift komt tot een nieuwe, brede omschrijving van dyslexie. Zie hieronder.

“Dyslexie is geen stoornis, maar een dichotome, genetische variatie met een onbekende oorzaak in de subcortex die verband houdt met hogere orde verwerking van sensorische informatie door een soort aan-uit-knop (inhibitie en excitatie) die cruciaal is voor de controle van aandacht, resulterend in wijdverspreide effecten op diverse perceptuele en cognitieve functies met een grote variëteit tussen individuen afhankelijk van intelligentie, scholing, extra training, moedertaal, sociale achtergrond, concentratie en motivatie.”
Algemene doelstelling
De algemene doelstelling van de DVLO is om handvaten te bieden voor leerkrachten, zorgcoördinatoren en orthopedagogen in het onderwijs. Met de DVLO kan klassikaal een snelle en betrouwbare screening gedaan worden. Naast een schatting van de kans op dyslexie worden 30 specifieke vaardigheden (in 7 clusters) in kaart gebracht die verband houden met dyslexie. Daarnaast ook vijf manieren van leren. Dit komt eigenlijk neer op een leerling die heel precies zelf aangeeft wat hij/zij moeilijk en makkelijk vindt bij het leren en welke methodes hij/zij gebruikt bij het leren. Dit kan belangrijke toegevoegde informatie zijn bij het zoeken naar passende hulp of het opstellen van een handelingsplan voor leerlingen die moeilijkheden ondervinden bij het leren.


Gebruikersdoelen
De DVLO kan op drie manieren gebruikt worden:

1. Signalerings-instrument
De DVLO signaleert bij welke leerlingen in de klas een kans op dyslexie bestaat. Daarnaast signaleert de DVLO met welke vaardigheden leerlingen moeite hebben en welke leerstrategieën zij toepassen.

2. Adviserings-instrument
De informatie uit de rapportage van de DVLO kan handvaten bieden aan leerkrachten en ook bijvoorbeeld van toegevoegde waarde zijn bij het vaststellen van leerdoelen in een handelingsplan of bij het zoeken naar passende hulp. De DVLO kan ook helpen om de leerlingen zelf advies te geven over bijvoorbeeld leerstrategieën en om ouders advies te geven over hoe zij kunnen bijdragen aan passende hulp voor hun kind.

3. Evaluatie-instrument 
De DVLO kan ook gebruikt worden om bestaande onderwijsmethodes in een klas te evalueren. (1) Wat vinden de leerlingen moeilijk? (2) Welke leerstrategieën gebruiken de leerlingen? (3) Kan het leerproces in de klas verbeterd worden?

 


Items & antwoordmogelijkheden

De DVLO is een vragenlijst, maar er worden eigenlijk geen vragen gesteld. In plaats daarvan worden stellingen (items) aangeboden waarbij een leerling kan aangeven in hoeverre die stelling van toepassing is op hem/haarzelf.


De items zijn niet te moeilijk voor de leerlingen. De items zijn geselecteerd uit een veel grotere hoeveelheid items. Items die te moeilijk bleken te zijn niet opgenomen. Er zijn wel enkele items die aan de moeilijke kant kunnen zijn voor sommige leerlingen, vooral voor leerlingen met dyslexie. Maar toch blijken ook zij deze items goed te interpreteren. Als er een item toch verkeerd wordt geïnterpreteerd, dan heeft dat geen grote gevolgen, omdat er voor elke schaal minimaal drie items zijn geselecteerd. Het kan wel zijn dat een enkele vaardigheid als iets te laag op iets te hoog ingeschat wordt. Maar als teveel items niet goed worden geïnterpreteerd, wordt dat zichtbaar in de index voor betrouwbaarheid.

Deel 1

Deel 1 gaat over specifieke vaardigheden en bestaat uit 120 stellingen. Bijvoorbeeld:
“Ik vind lezen leuk.”
Er zijn steeds zeven antwoordmogelijkheden:

0 Dat past helemaal NIET bij mij.
0 Dat past in heel zwakke mate bij mij.
0 Dat past in zwakke mate bij mij.
0 Dat past soms wel, soms niet bij mij.
0 Dat past in sterke mate bij mij.
0 Dat past in zeer sterke mate bij mij.
0 Dat past helemaal bij mij.

Leerlingen worden natuurlijk wel geacht goed te lezen. De helft van de items is ‘tegen de richting in’ opgesteld. Over spelling wordt bijvoorbeeld niet steeds gevraagd of een leerling dat moeilijk vindt, maar ook andersom. Bijvoorbeeld: ‘Als ik een moeilijk woord moet opschrijven, kost me dat weinig moeite. Juist doordat de items afwisselend in twee richtingen opgesteld zijn, zijn de leerlingen gedwongen goed op te letten. Uit onderzoek is gebleken dat dit juist nauwkeurig invullen bevordert. Als items steeds in dezelfde richting staan, krijgen leerlingen de neiging om heel snel overal bevestigend of juist ontkennend op te antwoorden.


Deel 2

Deel 2 gaat over leerstrategieën en bestaat uit 40 stellingen. Bijvoorbeeld:
“Als ik een nieuw woord moet onthouden, dan probeer ik dat woord voor me te zien.”
Er zijn steeds drie antwoordmogelijkheden:

0 Dat doe ik vaak.
0 Dat doe ik soms.
0 Dat doe ik nooit.


Deel 3

In deel 3 worden algemene vragen gesteld over verschillende onderwerpen. Deze worden niet gescoord. Hieronder een paar voorbeelden.

1. Vond je het invullen van de vragenlijst gemakkelijk of moeilijk?
2.  Heb je de indruk dat je langzamer leest dan anderen?
3. Denk je zelf dat je dyslexie hebt?
4. Ben je kleurenblind?
5. Ben je rechtshandig of linkshandig?
6. Is je moedertaal Nederlands?

 


Aanwijzingen voor de leerlingen

Aan het begin van de vragenlijst staat een korte tekst met wat aanwijzingen. Het helpt als leerkrachten hiervan van tevoren op de hoogte zijn. Dan kunnen zij mogelijk voor de start van de afnames de leerlingen ook nog even wijzen op de hoofdzaken. Hieronder de tekst zoals die bij de leerlingen aan het begin van de vragenlijst staat.


Het is heel belangrijk dat je nu eerst doorleest wat hieronder staat.

In deze vragenlijst vragen wij van jou om een oordeel te geven over jezelf. De vragen gaan vooral over hoe je dingen leert of bepaalde dingen doet. Wat vind je moeilijk? Wat vind je makkelijk? Wat zijn je sterke en zwakke kanten? Ben je goed in talen? Of heb je juist moeite met talen? Zo zijn er heel veel onderwerpen. Docenten en ouders denken vaak te weten wat jij als leerling goed en niet goed kan. Maar jij weet dat zelf het best! En dat willen wij weten!

Er zijn veel vragen en dat kost heel wat inspanning van jou. Maar wij hopen dat jij toch je best doet om alles serieus en eerlijk te beantwoorden. Dat is niet alleen prettig voor ons, maar ook voor jou. Jij krijgt straks een verslag waarin de antwoorden die jij gegeven hebt samengevat zijn. Dat is voor jou heel leerzaam. Het kan je helpen met leren op school.

Heel belangrijk is het ook om te weten dat niet iedereen jouw verslag mag bekijken. Jouw docent krijgt de verslagen. Met hem of haar kan je het verslag bekijken. Wij kunnen de verslagen ook bekijken, maar wij weten niet welk verslag bij wie hoort, omdat jij deze vragenlijst invult met je leerling-nummer van de school. Dus behalve je docent en jijzelf weet niemand wat je hebt ingevuld.

Let op het volgende:

1. Lees de vragen precies en beantwoord elke vraag.

2. Er zijn geen foute antwoorden.
    Elk antwoord is goed als het bij je past.

3. Je hoeft niet lang na te denken over een antwoord.
    Kies het antwoord dat het eerst in je opkomt; dat is meestal het beste.

 

Overzicht van de inhoud


1. Betrouwbaarheid      

De betrouwbaarheid van invullen is vastgesteld aan de hand van een aantal factoren. De belangrijkste is het percentage tegenstrijdige antwoorden bij gelijkende items.


2. Schatting van de kans op dyslexie

De kans op dyslexie wordt bepaald aan de hand van diverse combinaties van zeer specifieke items. Er wordt een onderscheid gemaakt in vier categorieën:

- Heel grote kans op dyslexie
- Redelijk grote kans op dyslexie
- Onduidelijk
- Geen dyslexie

Een klein gedeelte (ongeveer 5 à 10%) van de leerlingen valt in de categorie ‘Onduidelijk’. Dit is in overeenstemming met resultaten in internationaal onderzoek naar diagnoses met tests. Omdat er geen overeenstemming is over de definitie van dyslexie, zal een leerling volgens de ene definitie wel dyslexie hebben, maar volgens de andere niet. Meestal gaat het om twee soorten leerlingen. Zie hieronder. Van belang is dat juist bij leerlingen met een onduidelijke diagnose het bestuderen van de specifieke vaardigheden meer uitsluitsel kan bieden.


Leerlingen met andere problemen dan dyslexie
Soms heeft een leerling – naast dyslexie – ook een ander probleem dat het leren bemoeilijkt. Dat kan dan leiden tot symptomen die vergelijkbaar zijn met de symptomen van dyslexie. Voorbeelden van problemen die een diagnose dyslexie bemoeilijken hieronder.

- Taalachterstand
- Lage intelligentie
- Zwakke motivatie


Leerlingen die compenseren
Sommige leerlingen met dyslexie zijn in staat om voor een aantal symptomen te compenseren. Compensatie komt meestal voor bij leerlingen met een hoge intelligentie en tegelijk een enorme motivatie om veel te oefenen. Een intelligente leerling met dyslexie kan zo bijvoorbeeld toch een goede leesvaardigheid ontwikkelen op de basisschool. Maar vaak komen deze leerlingen opnieuw in de problemen op de middelbare school als zij Engels moeten leren.


3. Overzicht van 30 eigenschappen

Er zijn veel specifieke vaardigheden die negatief beïnvloed kunnen worden door dyslexie. Maar er zijn ook specifieke vaardigheden die juist niet door dyslexie beïnvloed worden. Ook deze worden in kaart gebracht. Hieronder een toelichting per cluster van vaardigheden waarbij dit duidelijk gemaakt wordt. De afkortingen komen overeen met die in de rapportages.

Taalvaardigheid: drie clusters van vaardigheden
De meest bekende symptomen van dyslexie zijn zwakke lees- en spellingsvaardigheid. In de internationale literatuur wordt door sommigen gepleit om dyslexie ook als zodanig te definiëren: ‘poor reading’. Een probleem hierbij is dat sommige leerlingen met dyslexie die toch vrij goed leren lezen, maar wel andere problemen hebben, een diagnose dyslexie onthouden wordt. Toch vallen bij de meeste leerlingen met dyslexie zwakke taalvaardigheden vaak als eerste op. Om wat meer helderheid te krijgen in hoe dyslexie zich verhoudt tot taalvaardigheid, zijn deze onderverdeeld in drie groepen.

TO  Taal: Ordelijkheid
TOle  Ordelijkheid tijdens lezen
TOsc  Ordelijkheid tijdens schrijven
TOsp  Ordelijkheid tijdens spreken
TOkl  Ordelijkheid bij taalklanken

Voor het leren van taal is ordelijkheid van denken nodig. Leerlingen met dyslexie raken juist vaak wat sneller in de war dan anderen. Zij begrijpen wel hoe je moet lezen en schrijven. Maar zij raken in de war door letters die op elkaar lijken zoals de [b] en de [p], of door woorden die raar gespeld zijn. Zij halen vaak woorden door elkaar en slaan bij het lezen vaak woorden of hele zinnen over. Bij het spreken kan dit ook gebeuren, maar in mindere mate.

TK  Taal: Kennis en Begrip
TKre  Kennis van regels voor taal
TKwo  Kennis van woorden
TKte  Begrip van teksten
TKen  Kennis van de Engelse taal

Kennis en begrip van taal kan natuurlijk vertraagd worden doordat lees- en schrijfvaardigheid wat achterloopt door alle verwarringen. Maar met de jaren zijn dit typische vaardigheden die juist los staan van dyslexie en meer verband houden met intelligentie en motivatie. Daardoor zie je bij leerlingen met dyslexie grote verschillen op deze vaardigheden.

TV  Taal: Vaardigheden
TVsn  Snelheid in lezen en verwerken van informatie
TVsc  Schrijfvaardigheid
TVks  Herkenning van klanken, stemmen, accenten en dialecten
TVsg  Taalspelletjes en taalgrapjes

Lezen en schrijven worden door automatisering na verloop van tijd steeds beter. Door verwarring tijdens dit proces kan dit proces trager verlopen. Daardoor zijn leerlingen met dyslexie vaak trager met lezen en slordiger met schrijven dan anderen. Het herkenning van klanken etc. wordt niet beïnvloed door dyslexie. Maar taalspelletjes juist weer wel.
Andere cognitieve vaardigheden: twee clusters
Algemeen aanvaard is dat mensen met dyslexie ook problemen kunnen ondervinden bij andere cognitieve vaardigheden. Hier maken wij weer een onderverdeling in twee clusters met geheugen als een aparte cluster, omdat dat het meest genoemd wordt in de internationale literatuur.

GE  Geheugen
GEks  Korte-termijn-geheugen, semantisch (wat geleerd is)
GEke  Korte-termijn-geheugen, episodisch (dagelijks)
GEls  Lange-termijn-geheugen, semantisch (wat geleerd is)
GEle  Lange-termijn-geheugen, episodisch (gebeurtenissen)

Mensen met dyslexie scoren meestal relatief zwak op tests die het kortetermijngeheugen meten. Dit komt waarschijnlijk niet doordat het kortetermijngeheugen zwak is, maar doordat bij deze testjes vaak verwarring een rol speelt. Meestal wordt gevraagd cijfers te onthouden, en die worden dan bijvoorbeeld wel onthouden, maar in de verkeerde volgorde. Het langetermijngeheugen daarentegen heeft helemaal niets met dyslexie te maken. Dus als een leerling bijvoorbeeld zwak scoort op kortetermijngeheugen, maar sterk op langetermijngeheugen, kan dit een belangrijk signaal zijn voor dyslexie.

OC  Overige cognitieve vaardigheden
OCre  Rekenvaardigheid
OCoc  Ordelijk omgaan met cijfers
OCsb  Snelheid van benoemen van cijfers en letters
OClr  Onderscheid tussen links en rechts
OCor  Gevoel voor oriëntatie
OCdb  Vaardigheid in denken in beelden

Zoals algemene taalvaardigheid is ook rekenvaardigheid afhankelijk van automatisering. En ook bij cijfers kan bij leerlingen met dyslexie verwarring optreden en dus ook een vertraging in rekenvaardigheid.

Onduidelijkheid bestaat over vaardigheden die te maken hebben met oriëntatie. Typisch voor leerlingen met dyslexie is een aanvankelijke verwarring tussen links en rechts, maar dit kan overgaan. Wat vaak beweerd wordt is dat mensen met dyslexie ‘beeld-denkers’ zijn. Dit is inderdaad vaak zo. Maar mensen zonder dyslexie kunnen ook goede beeld-denkers zijn, dus een goede vaardigheid in beeld-denken is niet meteen een indicatie voor dyslexie. Het is mogelijk eerder zo dat mensen met dyslexie het denken in beelden gebruiken als compensatiemechanisme voor andere, zwakke vaardigheden.

Overige vaardigheden: twee clusters
Wat de laatste jaren in de literatuur steeds meer genoemd wordt, is dat leerlingen met dyslexie vaak problemen hebben met het focussen van aandacht en daardoor ook met concentratie. Dit kan ook weer effecten hebben op meer algemene vaardigheden zoals planning en motivatie.

CD  Controle over denken en doen
CDag  Vermogen om niet afgeleid te raken door geluiden
CDio  Vermogen om impulsen te onderdrukken
CDfn  Vermogen om te focussen bij het nadenken
CDco  Concentratievermogen
CDon  Vermogen om te ontspannen

Leerlingen met dyslexie hebben vaak moeite met het focussen van aandacht, vooral op kleine details zoals letters en cijfers. Dit kan mogelijk ook verklaren waardoor leerlingen met dyslexie sneller in de war raken bij gelijkende letters en cijfers. Door de moeite om de aandacht te focussen raken leerlingen ook sneller afgeleid. Het kost ze dan ook moeite om de aandacht bij de les te houden en geluiden of andere prikkels om zich heen te onderdrukken. Daardoor zie je bij leerlingen met dyslexie vaak problemen met concentratie.

DV  Dagelijkse Vaardigheden
DVsi  Sociale intelligentie
DVpo  Planning en organisatie
DVmo  Motivatie

Als leerlingen met dyslexie zich moeilijk kunnen concentreren en moeite hebben om bepaalde vaardigheden aan te leren, kunnen er allerlei gevolgen zijn. Een gebrek aan motivatie komt vaak voor en daardoor worden de problemen alleen maar groter, want juist leerlingen met dyslexie hebben baat bij inzet om veel te oefenen. Het plannen en organiseren van schooltaken wordt lastiger, wat ook weer gevolgen kan hebben op het functioneren op school in algemene zin.

Sociale intelligentie heeft niets te maken met dyslexie, maar is hier juist opgenomen om te laten zien dat allerlei vaardigheden zwak kunnen zijn, maar sommige helemaal niet.

 


4. Overzicht van vijf leerstrategieën

Leerlingen gebruiken bewust of onbewust al uit zichzelf verschillende leerstrategieën, de ene wat meer dan de andere. Ook door leerkrachten worden allerlei leerstrategieën aan de leerlingen aangeboden. Maar los van dyslexie is het zo dat elke leerling zijn/haar eigen voorkeuren heeft. Wat bij de ene leerling werkt, werkt weer niet bij de andere en andersom.

In het algemeen kan het goed zijn een leerling te stimuleren in een strategie die hij/zij al gewend is toe te passen. Maar het kan voor een leerling ook een verrassing zijn dat een geheel andere strategie beter werkt dan een eerder toegepaste strategie.

Voor leerlingen met dyslexie geldt hetzelfde, maar dan in sterkere mate. Leerlingen met dyslexie hebben veel baat bij het toepassen van de juiste strategie om problemen tijdens het leren goed het hoofd te kunnen bieden. Door een leerstrategie toe te passen die aansluit bij waar ze sterk in zijn, kunnen ze mogelijk goed compenseren voor een zwakke vaardigheid en deze verbeteren. Het is dus verstandig om voor een leerling met dyslexie ook goed naar de 30 vaardigheden te kijken. Als blijkt dat een leerling een duidelijke sterke kant heeft, kan dat mogelijk gebruikt worden voor het toepassen van de voor deze leerling juiste leerstrategie.

In de literatuur worden meestal vijf verschillende algemene leerstrategieën onderscheiden.

1. Dingen voor je zien
Dit is eigenlijk het eerder genoemde ‘beeld-denken’. Als een leerling met dyslexie hier goed in is, kan dat enorm helpen. Het leren van rijtjes kan bijvoorbeeld gedaan worden door in gedachten een schilderij voor je te zien en daar alles in te plakken.

2. (Hardop) herhalen
Herhalen is altijd goed, voor iedereen. Maar bij leerlingen met dyslexie kan de nadruk gelegd worden op het auditief herhalen. Auditief raken leerlingen met dyslexie minder snel in de war dan visueel. Door hardop te herhalen kunnen zij mogelijk beter onthouden wat ze moeten leren.

3. Begrijpen
Leren gaat natuurlijk gemakkelijker als je begrijpt wat je aan het leren bent. Stel dat een leerling met dyslexie een moeilijk woord moet leren en in de war raakt door de letters. Een goed begrip van spellingsregels maakt het woord minder verwarrend. Maar een goed begrip kan ook helpen doordat je verbanden ziet, waarmee je allerlei ezelsbruggetjes kan bedenken om een woord te onthouden.

4. In een verhaaltje plaatsen
Deze strategie lijkt op ‘dingen voor je zien’. Je plaatst wat je moet leren in een verhaaltje en dat verhaaltje is dan mogelijk gemakkelijker te onthouden.

5. In stukjes verdelen
Net als herhalen is in stukjes verdelen altijd goed. Wat geleerd moet worden kan opgedeeld worden in delen. Elk deel kan op een ander moment geleerd worden. Een lang en moeilijk woord kan gesplitst worden. Dit vereist een vaardigheid in planning en organisatie bij een leerling. Leerlingen met dyslexie zijn hier vaak zwak in. Maar juist deze strategie is goed aan te leren voor iedereen en dus vooral de leerlingen met dyslexie.

 


Normering: stanines

Bij de DVLO worden eerst de uitkomsten van de items van een schaal opgeteld. Hierbij wordt natuurlijk rekening gehouden met de richting van een stelling. De somscores worden vervolgens omgezet naar normen van 1 tot 9. Dit zijn stanines, afkomstig van het Engelse ‘standard nines’. De omzetting naar normen hangt af van de frequentieverdeling. Zo zullen de meeste leerlingen een uitkomst hebben rond het gemiddelde. Zeer hoge en zeer lage uitkomsten zijn veel zeldzamer. Een normale frequentieverdeling van een eigenschap ziet er als volgt uit:

             Normaal Verdeling

Bovenstaande kan nog specifieker gemaakt worden met stanines van 1 tot 9. Stanine 5 is dan de middelste norm, de middelste 20% van de leerlingen. Heel hoge en heel lage stanines representeren een steeds kleiner percentage van de leerlingen zoals hierboven goed te zien is.

Normen (stanines)     Percentage van alle leerlingen met dezelfde norm 

9 = Zeer hoge vaardigheid                                 4% van de leerlingen
8 = Hoge vaardigheid                                         7% van de leerlingen
7 = Redelijk hoge vaardigheid                          12% van de leerlingen
6 = Iets hoger dan gemiddelde vaardigheid     17% van de leerlingen
5 = Gemiddelde vaardigheid                             20% van de leerlingen
4 = Iets lager dan gemiddelde vaardigheid       17% van de leerlingen
3 = Vrij lage vaardigheid                                    12% van de leerlingen
2 = Lage vaardigheid                                           7% van de leerlingen
1 = Zeer lage vaardigheid                                    4% van de leerlingen

Normen 1 en 2 zijn lage vaardigheden en zijn een indicatie voor onderpresteren
(11% van de leerlingen).

Norm 3 is een vrij lage vaardigheid en een lichte indicatie voor onderpresteren
(12% van de leerlingen).

Normen 4, 5 en 6 vertegenwoordigen het gemiddelde
(54% van de leerlingen).

Normen 7, 8 en 9 zijn hoge vaardigheden
(23% van de leerlingen)

 


Dyscalculie, ADHD & autisme

Dyslexie en AD(H)D
In de internationale literatuur is het algemeen aanvaard dat dyslexie vaak samengaat met ADHD en dyscalculie. De oorzaak van het samengaan van ADHD en dyslexie is dat er een belangrijke gemeenschappelijk symptoom is: moeite met het focussen van de aandacht. In het proefschrift van Peter Tamboer wordt dit uitvoerig besproken. Er zijn twee interpretaties van dit samengaan. De eerste is dat dyslexie en ADHD een verschillende oorzaak hebben die toevallig tot eenzelfde symptoom leidt. Een tweede interpretatie is dat verminderde aandacht juist de oorzaak is van dyslexie en ADHD. Hierbij wordt oorzaak en gevolg omgedraaid. Maar dat hoeft niet vreemd te zijn, want het kan wel vrij veel verklaren. Zo wordt tegenwoordig bij ADHD onderscheid gemaakt tussen subtypes waarbij of verminderde aandacht of hyperactiviteit afwezig is. Dat laatste wordt dan ADD genoemd. In de praktijk is gebleken dat veel leerlingen met ADD later blijken ook dyslexie te hebben. De vraag is dan of ADD en dyslexie misschien dezelfde oorsprong hebben. Dan is ADHD ofwel dyslexie dat samengaat met hyperactiviteit ofwel hyperactiviteit die leidt tot aandachts- en concentratieproblemen.

Dyslexie en dyscalculie
Vergelijkbare discussies worden gevoerd over het vaak samengaan van dyslexie en dyscalculie. In de praktijk blijken leerlingen met dyslexie op dezelfde manier in de war te raken bij cijfers als bij letters. Dan kan dyscalculie goed verklaard worden uit de theorie dat dyslexie eigenlijk een breder probleem is dat zich bijvoorbeeld ook uit in problemen met kortetermijngeheugen. Dit geheugen wordt altijd gemeten met cijferreeksen waarbij leerlingen met dyslexie in de war raken. In wezen wordt dyslexie dus al jaren gediagnosticeerd met een test die afhankelijk is van een soepele omgang met cijfers.

Dyslexie en autisme
Dyslexie en autisme gaan helemaal niet samen. Maar er zijn hypotheses voorgesteld in de literatuur dat autisme zich kan openbaren als een leerprobleem waarbij de aandacht voor details heel goed is, maar inzicht in het geheel vaak moeilijker is. En dat is in zekere zin het omgekeerde probleem waar leerlingen met dyslexie mee te maken hebben.

Aanbod aan scholen
Het laatste woord over deze complexe materie is nog lang niet gezegd. In elk geval wil Psi Testuitgevers de mogelijkheid bieden aan scholen om meer informatie te halen uit de DVLO die mogelijk meer inzicht kan geven in ADHD, ADD, dyscalculie en autisme. De bevindingen uit de DVLO over deze eigenschappen zijn niet zo betrouwbaar als de bevindingen over dyslexie. Maar de mogelijkheid bestaat voor scholen om ons te benaderen. Wij kunnen dan kans-schattingen geven over ADHD, ADD, dyscalculie en autisme.
 

 

Verantwoording

Internationale publicatie: Publicatie 2015
Interview: Interview Remediaal 2023